ECLI:NL:CRVB:2014:3023

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
12 september 2014
Zaaknummer
12-2926 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag IVA-uitkering en voortzetting WGA-vervolguitkering na medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 18 mei 2006 arbeidsongeschikt is door rugklachten, had een WGA-uitkering ontvangen die per 8 november 2010 was ingetrokken omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% was gedaald. Appellant verzocht om een IVA-uitkering, maar het Uwv besloot de WGA-vervolguitkering voort te zetten. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd ongegrond verklaard door de rechtbank.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar de Centrale Raad oordeelde dat de rechtbank de gronden op juiste wijze had beoordeeld. De Raad concludeerde dat er voldoende informatie was over de gezondheidstoestand van appellant op de relevante datum om tot een verantwoord oordeel te komen. De verzekeringsartsen van het Uwv hadden zorgvuldig medisch onderzoek verricht en de door appellant aangeleverde medische informatie betrokken bij hun beoordeling. De Raad onderschreef de conclusie dat appellant niet volledig arbeidsongeschikt was en dat er passende functies voor hem beschikbaar waren.

De Centrale Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door T.L. de Vries, met M.P. Ketting als griffier.

Uitspraak

12/2926 WIA
Datum uitspraak: 12 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
19 april 2012, 11/5271 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met een brief van 18 oktober 2012 heeft mr. De Jonge zich als gemachtigde teruggetrokken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.J.M.M. de Poel.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is op 18 mei 2006 uitgevallen wegens rugklachten voor zijn werk als kassenbouwer. Aan hem is door het Uwv een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, ingaande 15 mei 2008. Daarbij is de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 38%. Per 15 november 2009 is de uitkering omgezet in een WGA-vervolguitkering. Per 8 november 2010 is de uitkering ingetrokken omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
1.2. Op 16 maart 2011 heeft appellant verzocht hem een IVA-uitkering toe te kennen, dan wel de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen te heropenen. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv op 30 juni 2011 besloten de
WGA-vervolguitkering ongewijzigd voort te zetten per 8 november 2010. Het bezwaar tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 16 november 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie herhaald. Deze leiden niet tot een ander oordeel dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de gronden van beroep op juiste wijze besproken en beoordeeld. De stukken bevatten voldoende informatie over de gezondheidstoestand van appellant op de in geding zijnde datum om tot een verantwoord oordeel te komen. De beoordeling van de rechtbank wordt onderschreven. De verzekeringsartsen van het Uwv hebben appellant onderzocht, dan wel gezien en gesproken, tijdens de verschillende fasen van de procedure. Zij hebben de door appellant aangeleverde medische informatie betrokken bij hun beoordeling. Dat zij daaruit niet de conclusies trekken die appellant getrokken wil zien, wil niet zeggen dat het medisch onderzoek daarom onzorgvuldig zou zijn. De verzekeringsartsen hebben een zorgvuldig medisch onderzoek uitgevoerd en voldoende duidelijk gemotiveerd waarom zij tot hun conclusies zijn gekomen ten aanzien van de mogelijkheden van appellant en hebben dit neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 27 april 2011.
3.2.
Uitgaande van de juistheid van de voor appellant vastgestelde medische beperkingen moeten de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, gelet op de daaraan verbonden belastende aspecten, als voor appellant in medisch opzicht passend worden aangemerkt. Nu hieruit volgt dat voor appellant passende functies geduid kunnen worden, komt hij niet in aanmerking voor een IVA-uitkering, nu hij niet volledig arbeidsongeschikt is.
3.3.
Uit 3.1 en 3.2 volgt dat het hoger beroep tevergeefs is ingesteld en dat de aangevallen uitspraak bevestigd zal worden.
4.
Voor een veroordeling tot vergoeding van proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2014.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.P. Ketting

HD