ECLI:NL:CRVB:2014:3017
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van eerdere besluiten inzake arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De appellant, die sinds 1988 een uitkering ontving op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), had in 2000 een besluit ontvangen van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin zijn uitkering werd ingetrokken. Appellant verzocht in 2009 het Uwv om terug te komen van dit besluit, omdat hij meende dat zijn medische situatie in 2000 niet serieus was genomen. Het Uwv weigerde dit verzoek, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat zijn medische situatie in 2007 niet wezenlijk verschilde van die in 2000. De Raad overwoog dat een bestuursorgaan de bevoegdheid heeft om een verzoek om terug te komen van een eerder besluit inhoudelijk te behandelen, maar dat er in dit geval geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de argumenten van appellant niet voldoende waren om het Uwv te dwingen tot een andere beslissing. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier M.P. Ketting, en werd openbaar uitgesproken op 12 september 2014.