ECLI:NL:CRVB:2014:2991
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2014 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. Het hoger beroep was eerder door de Raad op 9 april 2014 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant had geen melding gemaakt van een aanvraag om bijzondere bijstand voor het griffierecht en had ook geen verzoek om uitstel van betaling ingediend binnen de gestelde termijn. Tijdens de zitting van 13 augustus 2014 heeft appellant verklaard dat hij bij het college bijzondere bijstand had aangevraagd, maar dat dit verzoek was afgewezen. De Raad oordeelde dat deze omstandigheden geen grond vormden om te concluderen dat appellant niet in verzuim was geweest. De Raad bevestigde dat het griffierecht niet was betaald en dat appellant niet tijdig had gereageerd op de eerdere correspondentie. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 10 september 2014.