ECLI:NL:CRVB:2014:2961
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet verschijnen op gesprek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante ontving sinds 10 juli 2007 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In februari 2012 heeft zij haar klantmanager geïnformeerd over haar verblijf bij haar partner in Amsterdam. De klantmanager heeft haar verzocht om een formulier in te vullen en terug te sturen, maar de appellante heeft dit niet tijdig gedaan. Op 27 april 2012 is appellante uitgenodigd voor een gesprek op 7 mei 2012, maar zij is zonder bericht niet verschenen. Het dagelijks bestuur heeft daarop de bijstand opgeschort en appellante opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 11 mei 2012, waar zij wederom niet op is verschenen. Hierop heeft het dagelijks bestuur de bijstand met ingang van 7 mei 2012 ingetrokken.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de uitnodigingen voor de gesprekken ten onrechte naar haar uitkeringsadres zijn gestuurd, terwijl zij op een ander adres verbleef. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet heeft voldaan aan haar inlichtingenverplichting en dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de bijstand in te trekken. De Raad oordeelde dat appellante verweten kan worden dat zij niet op het gesprek is verschenen en dat het dagelijks bestuur in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, met verbetering van gronden.