ECLI:NL:CRVB:2014:2948

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
12-6892 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstand op grond van onvoldoende medewerking aan arbeidsinschakeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die sinds 15 november 2007 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had hoger beroep ingesteld tegen de verlaging van zijn bijstand over de maanden januari en februari 2012. De verlaging van € 150,- voor januari was gebaseerd op het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten die zijn kansen op werk vergroten, terwijl de verlaging van € 300,- voor februari voortkwam uit het niet voldoende gebruik maken van aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet is verschenen op een gesprek dat bedoeld was om zijn verzuim toe te lichten, en dat hij ook weigerde deel te nemen aan een werkervaringsproject. De verzekeringsarts had eerder geadviseerd dat de appellant in staat was om licht werk te verrichten, en het college had terecht geoordeeld dat de appellant verwijtbaar had gehandeld door niet mee te werken aan de aangeboden trajecten. De rechtbank had de eerdere besluiten van het college om de bijstand te verlagen terecht bevestigd.

De Raad concludeert dat de opgelegde maatregelen in overeenstemming zijn met de WWB en de verordeningen van de gemeente Amersfoort. De persoonlijke omstandigheden van de appellant en de ernst van de gedragingen gaven geen aanleiding om de verlaging van de bijstand te matigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/6892 WWB
Datum uitspraak: 9 september 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 20 december 2012, 12/2831 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (college)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2014. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.P. Ebbinge.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontvangt vanaf 15 november 2007 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). In verband met de daaraan verbonden arbeidsverplichtingen is appellant bij brief van 28 november 2011 uitgenodigd voor een driegesprek op 6 december 2011 met de klantmanager en de trajectbegeleider. Daarnaast heeft H.E. van der Horst, verzekeringsarts, op 28 november 2011 advies uitgebracht over de arbeidsgeschiktheid van appellant. Omdat appellant zich tijdens het gesprek op 6 december 2011 volgens het college zowel verbaal als fysiek agressief heeft opgesteld, is appellant bij brief van 6 december 2011 in de gelegenheid gesteld het verzuim toe te lichten tijdens een gesprek op 13 december 2011. Dit gesprek is ook bedoeld om de ontwikkelingen in het traject te bespreken. Het college acht het gedrag van appellant maatregelwaardig. Appellant is niet verschenen tijdens dat gesprek.
1.2.
Bij besluit van 16 december 2011 heeft het college de bijstand van appellant over de maand januari 2012 verlaagd met € 150,- op de grond dat hij niet of niet voldoende meewerkt aan activiteiten die zijn kansen op werk vergroten.
1.3.
Appellant heeft tijdens een gesprek op 3 januari 2012 laten weten dat hij weigert om deel te nemen aan een werkervaringsproject bij de Kringloopwinkel, dat hij niet beschikbaar is voor deelname aan een traject via Amfors en evenmin voor een opleidingstraject voor schoonmaakwerk.
1.4.
Bij besluit van 6 januari 2012 heeft het college de bijstand van appellant over de maand februari 2012 verlaagd met € 300,- op de grond dat appellant niet voldoende gebruik heeft gemaakt van de aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.
1.5.
Bij besluit van 24 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant tegen de besluiten van 16 december 2011 en 6 januari 2012 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat hij gelet op zijn gezondheid niet in staat was om de werkzaamheden bij de Kringloopwinkel te verrichten. Ook was hij niet in staat om aan het traject naar werk deel te nemen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de WWB - voor zover van
belang - is de belanghebbende vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
4.1.2. Artikel 18, tweede lid, van de WWB bepaalt, voor zover van belang, dat indien de belanghebbende de uit deze wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, het college de bijstand verlaagt overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b. Van een verlaging wordt afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
4.1.3. Op grond van artikel 7 van de Verordening maatregelen WWB 2010 van de gemeente Amersfoort is het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling een gedraging van de tweede categorie en dit betekent op grond van artikel 8 van de Verordening een verlaging van de bijstand met € 150,-.
4.1.4. Op grond van artikel 7 van de Verordening maatregelen WWB 2012 van de gemeente Amersfoort is het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling een gedraging van de derde categorie en dit betekent op grond van artikel 8 van de Verordening een verlaging met € 300,-.
De opgelegde maatregel over januari 2012
4.2.
Appellant kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat hij gelet op zijn gezondheidstoestand niet in staat kon worden geacht de werkzaamheden bij de Kringloopwinkel te verrichten. Op 28 november 2011 heeft de verzekeringsarts geadviseerd over de belastbaarheid van appellant. Uit dat advies is naar voren gekomen dat appellant in staat wordt geacht om licht werk te verrichten. In passend werk is er geen medische grond voor een duurbeperking. Het werk bij de Kringloopwinkel wordt door de verzekeringsarts passend geacht. Appellant heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de verzekeringsarts de belastbaarheid van appellant onjuist heeft ingeschat. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het college mocht aannemen dat het traject bij de Kringloopwinkel, dat drie middagen per week in beslag zou nemen, in overeenstemming was met de belastbaarheid van appellant. Appellant is bij het gesprek op 6 december 2011 boos weggelopen. In wat appellant over zijn gezondheidstoestand heeft aangevoerd is daarvoor geen rechtvaardiging te vinden. Verder is daarin geen grond gelegen voor het oordeel dat elke vorm van verwijtbaarheid ter zake van deze gedraging ontbreekt. Het college heeft deze gedraging dan ook terecht gekwalificeerd als een gedraging van de tweede categorie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening en op grond van artikel 8 van de Verordening in dat geval de bijstand verlaagd met € 150,-.
4.3.
In wat appellant heeft aangevoerd is ook geen grond gelegen voor het oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van appellant, de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid het college aanleiding hadden moeten geven de vastgestelde verlaging te matigen met toepassing van artikel 18, eerste lid van de WWB in verbinding met artikel 2, tweede lid, van de Verordening.
De opgelegde maatregel over februari 2012
4.4.
Tijdens het gesprek op 3 januari 2012 heeft de klantmanager appellant nogmaals aangeboden om bij de Kringloopwinkel werkervaring op te gaan doen. Mocht appellant daartoe niet bereid zijn, dan kan hij worden aangemeld bij Amfors. Appellant was bekend met de werkzaamheden bij Amfors. In verband met zijn medische situatie heeft appellant geweigerd op dit aanbod in te gaan. Hij heeft ook ten aanzien van deze maatregel aangevoerd dat de werkzaamheden voor hem te zwaar zijn. Appellant kan daarin niet worden gevolgd. Daartoe is van belang dat het werk bij de Kringloopwinkel passend is geacht door de verzekeringsarts en dat appellant het werk bij Amfors al eerder heeft verricht. Verder heeft appellant vanaf 7 maart 2012 zonder problemen gedurende lange tijd bij Amfors lichte werkzaamheden verricht. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij die werkzaamheden in januari 2012 niet kon verrichten. De rechtbank kan dan ook worden gevolgd in haar oordeel dat de gedragingen van appellant verwijtbaar zijn. Het college heeft deze gedragingen terecht gekwalificeerd als een gedraging van de derde categorie als bedoeld in artikel 7 van de Verordening en op grond van artikel 8 van de Verordening in dat geval de bijstand verlaagd met € 300,-.
4.5.
In wat appellant heeft aangevoerd is ook geen grond gelegen voor het oordeel dat de persoonlijke omstandigheden van appellant, de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid het college aanleiding hadden moeten geven de vastgestelde verlaging te matigen met toepassing van artikel 18, eerste lid, van de WWB in verbinding met artikel 2, tweede lid, van de Verordening.
4.6.
Uit 4.2 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2014.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) S.W. Munneke

HD