ECLI:NL:CRVB:2014:2948
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand op grond van onvoldoende medewerking aan arbeidsinschakeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, die sinds 15 november 2007 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had hoger beroep ingesteld tegen de verlaging van zijn bijstand over de maanden januari en februari 2012. De verlaging van € 150,- voor januari was gebaseerd op het niet of onvoldoende meewerken aan activiteiten die zijn kansen op werk vergroten, terwijl de verlaging van € 300,- voor februari voortkwam uit het niet voldoende gebruik maken van aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant niet is verschenen op een gesprek dat bedoeld was om zijn verzuim toe te lichten, en dat hij ook weigerde deel te nemen aan een werkervaringsproject. De verzekeringsarts had eerder geadviseerd dat de appellant in staat was om licht werk te verrichten, en het college had terecht geoordeeld dat de appellant verwijtbaar had gehandeld door niet mee te werken aan de aangeboden trajecten. De rechtbank had de eerdere besluiten van het college om de bijstand te verlagen terecht bevestigd.
De Raad concludeert dat de opgelegde maatregelen in overeenstemming zijn met de WWB en de verordeningen van de gemeente Amersfoort. De persoonlijke omstandigheden van de appellant en de ernst van de gedragingen gaven geen aanleiding om de verlaging van de bijstand te matigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.