ECLI:NL:CRVB:2014:2899
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Herziening en omzetting van bijstand voor alleenstaande ouder
In deze zaak gaat het om de herziening en omzetting van de bijstand van appellante, die vanaf 6 februari 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft vastgesteld dat appellante's minderjarige dochter, geboren op 28 februari 1993, sinds juni 2010 bij haar vader verbleef. Dit leidde tot een onderzoek door het college, dat resulteerde in een besluit op 9 februari 2012 om de bijstand van appellante te herzien en om te zetten naar de norm voor een alleenstaande, met een terugvordering van € 3.238,79 bruto. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit ongegrond.
De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 8 mei 2013 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante niet de volledige zorg had voor haar dochter, zoals vereist om in aanmerking te komen voor de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders. Appellante heeft in hoger beroep de gronden van haar beroep tegen deze uitspraak uiteengezet, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de volledige zorg voor haar dochter had en dat zij haar wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door het college niet te informeren over de woonsituatie van haar dochter.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante geen doel treft. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 2 september 2014, waarbij de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen.