ECLI:NL:CRVB:2014:2850
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van toereikende medische grondslag en geschiktheid van functies
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die als monteur luchtbehandeling en ventilatietechniek werkzaam was. Appellant is op 21 november 2008 uitgevallen wegens ziekte en heeft in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een beoordeling ondergaan. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellant beperkingen heeft als gevolg van psychomentale klachten, maar concludeerde dat hij nog geschikt is voor een aantal andere functies. Het Uwv heeft op basis van deze bevindingen besloten dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet goed zijn vastgesteld. Hij heeft last van wegrakingen, concentratiestoornissen, geheugen- en aandachtsproblemen, en vermoeidheid. Na een herbeoordeling door een bezwaarverzekeringsarts, die tot de conclusie kwam dat appellant meer beperkingen heeft dan eerder vastgesteld, is de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast. Desondanks bleef de conclusie dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
De rechtbank heeft in beroep geoordeeld dat de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts en de deskundige Van Diepen, die appellant onderzocht, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad onderschrijft de eerdere oordelen van de rechtbank en concludeert dat de medische grondslag voor de weigering van de WIA-uitkering toereikend is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af.