ECLI:NL:CRVB:2014:2840
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving
Op 13 augustus 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere beslissing van de Raad. In de onderliggende zaak had de Raad het hoger beroep van appellante, een B.V., niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het hoger beroep niet tijdig waren ingediend. De appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft in verzet aangevoerd dat de Raad de correspondentie ten onrechte naar zijn privéadres heeft gestuurd en dat er een toezegging was gedaan dat de zaak na betaling van het griffierecht in behandeling zou worden genomen.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de gemachtigde van appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim is geweest. De gemachtigde had in zijn hogerberoepschrift zijn privéadres als correspondentieadres opgegeven en had geen verklaring gegeven voor het feit dat hij de correspondentie met betrekking tot het griffierecht wel had afgehandeld. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard, maar heeft wel bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 478,- aan appellante wordt terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.
De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.G.M. Simons als voorzitter en D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de noodzaak om tijdig en correct te reageren op juridische correspondentie, vooral in het kader van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken.