ECLI:NL:CRVB:2014:2840

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2014
Publicatiedatum
26 augustus 2014
Zaaknummer
14-365 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in hoger beroep inzake sociale zekerheidswetgeving

Op 13 augustus 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere beslissing van de Raad. In de onderliggende zaak had de Raad het hoger beroep van appellante, een B.V., niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het hoger beroep niet tijdig waren ingediend. De appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft in verzet aangevoerd dat de Raad de correspondentie ten onrechte naar zijn privéadres heeft gestuurd en dat er een toezegging was gedaan dat de zaak na betaling van het griffierecht in behandeling zou worden genomen.

De Raad heeft echter geoordeeld dat de gemachtigde van appellante geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim is geweest. De gemachtigde had in zijn hogerberoepschrift zijn privéadres als correspondentieadres opgegeven en had geen verklaring gegeven voor het feit dat hij de correspondentie met betrekking tot het griffierecht wel had afgehandeld. De Raad heeft daarom het verzet ongegrond verklaard, maar heeft wel bepaald dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 478,- aan appellante wordt terugbetaald. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.G.M. Simons als voorzitter en D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de noodzaak om tijdig en correct te reageren op juridische correspondentie, vooral in het kader van hoger beroep in bestuursrechtelijke zaken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 augustus 2014
14/365 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 december 2013, 12/7981 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[naam B.V.] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: T.G.M. Simons
Griffier: D.W.M. Kaldenhoven
Ter zitting is verschenen: drs. J.C. van Beek, gemachtigde van het Uwv

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet ongegrond;
- bepaalt dat het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 478,- door de griffier van de
Centrale Raad van Beroep aan appellante wordt terugbetaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 23 april 2014 heeft de Raad het namens appellante door W. Zhou ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het hoger beroep niet binnen de gestelde termijn zijn ingediend.
In verzet heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat de Raad de correspondentie ten onrechte aan zijn privéadres heeft gezonden en dat een medewerker van de Raad in een telefonisch onderhoud heeft bericht dat de zaak na betaling van het verschuldigde griffierecht in behandeling zou worden genomen.
De Raad is van oordeel dat de gemachtigde van appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Uit de gedingstukken blijkt dat de gemachtigde van appellante in zijn hogerberoepschrift zijn privéadres heeft vermeld en daarbij heeft aangegeven: “Woonadres is tevens correspondentieadres”. De gemachtigde van appellante heeft (ook) geen verklaring gegeven voor het feit dat hij de - eveneens aan het privéadres
gezonden - correspondentie met betrekking tot het verschuldigde griffierecht wel heeft afgehandeld.
De Raad ziet aanleiding te bepalen dat het in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellante wordt terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven (getekend) T.G.M. Simons

TM