ECLI:NL:CRVB:2014:2807
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toekenning op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2014 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag van appellant op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Appellant, geboren in 1936, had in januari 2013 een samenloop-aanvraag ingediend voor toekenningen op basis van zowel de Wuv als de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Hij stelde dat hij tijdens de Japanse bezetting in kamp Malino had verbleven.
De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag op 22 mei 2013 was afgewezen, omdat niet kon worden aangetoond dat appellant vervolging in de zin van de Wuv had ondergaan. De Raad oordeelde dat de oorlogsomstandigheden van appellant niet uitzonderlijk genoeg waren om hem gelijk te stellen met de vervolgden. De aanvraag in het kader van de Wubo werd eveneens afgewezen, maar daartegen had appellant geen bezwaar gemaakt.
De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat onder vervolging volgens artikel 2 van de Wuv wordt verstaan: handelingen of maatregelen van de vijandelijke bezettende macht die leidden tot vrijheidsberoving. De Raad concludeerde dat er geen bevestiging kon worden verkregen dat appellant daadwerkelijk vrijheidsberoving had ondergaan, aangezien kamp Malino op het moment van zijn verblijf daar niet als interneringskamp was erkend. Bovendien waren er geen bijzondere omstandigheden die appellant met de vervolgden konden gelijkstellen.
De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, en werd openbaar uitgesproken op 21 augustus 2014.