ECLI:NL:CRVB:2014:2805
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toeslag en/of voorzieningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)
Op 21 augustus 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante, geboren in 1941 in het voormalige Nederlands-Indië, die een aanvraag had ingediend voor toeslag en/of voorzieningen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag werd afgewezen omdat de psychische klachten van appellante, hoewel gerelateerd aan oorlogsgeweld, niet leidden tot blijvende invaliditeit. De Raad had eerder het beroep van appellante tegen een besluit van de Pensioen en Uitkeringsraad niet-ontvankelijk verklaard, maar na verzet werd dit besluit op 11 april 2014 gegrond verklaard, waardoor het onderzoek werd voortgezet.
Tijdens de zitting op 10 juli 2014 was appellante niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad overwoog dat blijvende invaliditeit volgens het beleid van verweerder aanwezig is als er beperkingen zijn in minstens twee van de vier aan de American Medical Association ontleende rubrieken. De Raad concludeerde dat de psychische klachten van appellante geen beperkingen vertoonden in deze rubrieken, en dat de afwijzing van de aanvraag dus terecht was.
Appellante voerde aan dat haar beperkingen door psychische klachten waren onderschat en dat ook haar lichamelijke klachten verband hielden met het oorlogsgeweld. De Raad oordeelde echter dat er geen wetenschappelijke basis was voor deze claims en dat de medische adviezen voldoende onderbouwd waren. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in aanwezigheid van griffier E. Heemsbergen.