ECLI:NL:CRVB:2014:278
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van opvoedingseis voor pleegkind
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) aan appellant voor het kind van zijn broer en schoonzus, geboren op 25 augustus 1998. Appellant had op 3 februari 2009 bij de Svb geïnformeerd naar de mogelijke aanspraak op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). De Svb weigerde echter de kinderbijslag, omdat het kind niet als pleegkind van appellant kon worden aangemerkt, aangezien niet voldaan was aan de opvoedingseis. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat hij wel degelijk aan de opvoedingseis voldeed, en dat moderne communicatiemiddelen zoals telefoon en internet afstand niet meer relevant maken voor de opvoeding.
De Svb handhaafde haar standpunt en verklaarde het bezwaar ongegrond, met de argumentatie dat er geen nauwe en exclusieve relatie tussen appellant en het kind bestond. De rechtbank heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant opnieuw aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende waarde heeft gehecht aan een Marokkaans vonnis, waaruit zou blijken dat de ouders van het kind het gezag aan hem hebben overgedragen. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellant niet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een pleegkind voldeed, omdat het kind nog bij zijn ouders in Marokko woonde en appellant slechts telefonisch contact had.
De Raad heeft vastgesteld dat de opvoedingseis niet was vervuld, aangezien de dagelijkse verzorging van het kind door de ouders werd gedaan. Ook is geconcludeerd dat de Svb terecht had beslist dat het kind niet gelijkgesteld kon worden met een pleegkind, omdat appellant niet kon aantonen dat het gezag over het kind op rechtsgeldige wijze aan hem was overgedragen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.