ECLI:NL:CRVB:2014:277

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
12-2885 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering wegens niet-verzekerd zijn echtgenoot voor de Anw

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Brazilië, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die haar aanvraag voor een nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) had afgewezen. De aanvraag was gedaan naar aanleiding van het overlijden van haar echtgenoot op 12 juni 2005. De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in deze zaak.

De aanvraag van appellante werd afgewezen omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Anw. De rechtbank had geoordeeld dat de echtgenoot niet als ingezetene van Nederland kon worden beschouwd, aangezien hij op het moment van overlijden in Curaçao woonde en niet in Nederland werkzaam was. Appellante had in haar hoger beroep aangevoerd dat de uitkeringen ten onrechte waren geweigerd, omdat de familie van haar echtgenoot altijd aan de Nederlandse samenleving had bijgedragen en dat zij zelf in een moeilijke financiële situatie verkeerde.

De Raad heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de echtgenoot op het moment van zijn overlijden in Nederland woonde of werkte. De enkele omstandigheid dat hij de Nederlandse nationaliteit had en grond in Nederland bezat, was niet voldoende om aan te nemen dat hij verzekerd was voor de Anw. De Raad heeft ook de persoonlijke omstandigheden van appellante in overweging genomen, maar concludeerde dat deze niet konden leiden tot een andere uitkomst, gezien de dwingendrechtelijke aard van de Anw-bepalingen.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

12/2885 ANW
Datum uitspraak: 31 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
9 maart 2012, 10/5928 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Brazilië (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 november 2013. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante heeft op 21 januari 2010 een nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd in verband met het overlijden van haar echtgenoot op 12 juni 2005. Bij besluit van 23 februari 2010 is de aanvraag afgewezen.
1.2. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit is bij besluit van 21 oktober 2010 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de Anw. De omstandigheden zijn onvoldoende om aan te nemen dat de echtgenoot op dat moment ingezetene was van Nederland. Voorts is overwogen dat de echtgenoot toen niet in Nederland werkzaam was en hij niet vrijwillig was verzekerd voor de Anw.
3.
Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitkeringen ten onrechte zijn geweigerd omdat de familie van haar echtgenoot altijd aan de Nederlandse samenleving heeft bijgedragen. Appellante heeft aangevoerd dat de echtgenoot is overleden door drugsgebruik, ondanks haar pogingen het drugsgebruik te stoppen, waarbij zij door de familie zou zijn tegengewerkt. Appellante en haar dochter worden niet door de familie geholpen. Appellante heeft betaald voor de schulden die haar echtgenoot gemaakt had. Appellante heeft erop gewezen dat haar dochter ernstig ziek is en een dure medische behandeling en medicijnen nodig heeft. Voorts heeft appellante aangevoerd dat de echtgenoot gronden en gebouwen in Nederland bezat, en dat appellante belasting moet betalen voor de percelen die zij thans bezit.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Niet aannemelijk is dat de echtgenoot op het moment van zijn overlijden in 2005 ingezetene van Nederland was. Bij de aanvraag heeft appellante vermeld dat de woonplaats van de echtgenoot Curaçao was. Appellante heeft inlichtingen uit het Bevolkingsregister van 15 februari 2002 van het Eilandgebied Curaçao en een vergunning tot verblijf in de Nederlandse Antillen van 21 december 1998 op naam van de echtgenoot overgelegd. In een brief van 21 maart 2010 heeft appellante toegelicht dat de echtgenoot in Suriname is overleden, maar op Curaçao woonde.
4.2.
Voorts is niet aannemelijk dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden in Nederland werkzaam was. Appellante heeft weliswaar gesteld dat de echtgenoot in het verleden in Nederland heeft gewerkt, maar niet aangegeven waar of wanneer hij in Nederland zou hebben gewerkt en of deze werkzaamheden in dienstbetrekking zouden zijn verricht. Aanknopingspunten voor het aannemen van werkzaamheden in Nederland op het moment van overlijden heeft de Raad ook niet in het dossier gevonden. De omstandigheid dat de echtgenoot de Nederlandse nationaliteit had en in Nederland grond of gebouwen bezat, is onvoldoende om te concluderen dat hij in Nederland woonde of werkte.
4.3.
Appellante heeft gewezen op haar moeilijke sociale en financiële situatie, die onder meer het gevolg is van het overlijden van haar echtgenoot, de medische situatie van haar dochter en de belasting in verband met grondbezit in Nederland. Deze omstandigheden kunnen niet tot een andere conclusie leiden. De rechtbank heeft er terecht op gewezen dat de betreffende bepalingen van de Anw dwingendrechtelijk van aard zijn en dat, ondanks de moeilijke omstandigheden van appellante daarvan in dit geval niet kan worden afgeweken.
5.
Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6.
Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2014.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) E. Heemsbergen
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

HD