ECLI:NL:CRVB:2014:276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schuldig nalatig verklaring door de Sociale verzekeringsbank over premiebetaling AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende een schuldig nalatig verklaring van appellante over het jaar 2008. De Svb had appellante voor 86% schuldig nalatig verklaard wegens het niet betalen van de premie ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door omstandigheden, waaronder een dubbele uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en haar ernstige ziekte, niet in staat was om de premie te betalen. De rechtbank had eerder het beroep tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, omdat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om de schuldig nalatigheid te weerleggen.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de bewijslast voor het aantonen van omstandigheden die het niet betalen van de premie rechtvaardigen, bij appellante ligt. De Svb had het bestreden besluit gebaseerd op artikel 61 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), dat bepaalt dat de Svb kan besluiten tot schuldig nalaten indien de premieplichtige niet aantoont dat er omstandigheden zijn die het niet betalen van de premie niet aan hem kunnen worden toegerekend. De Raad heeft geconcludeerd dat appellante onvoldoende bewijs heeft geleverd dat haar het niet betalen van de premie niet kan worden toegerekend, ondanks dat zij diverse aanmaningen van de Belastingdienst had ontvangen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier S. Aaliouli.