ECLI:NL:CRVB:2014:269

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
13-512 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van AOW-pensioen aanvraag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 28 september 2012. Verzoeker, die in Marokko woont, had verzocht om herziening van de afwijzing van zijn aanvraag voor een AOW-pensioen. De afwijzing was eerder gedaan op 4 mei 2000, omdat verzoeker niet verzekerd was geweest voor de AOW. Verzoeker stelde dat hij tussen 1975 en 1978 in Nederland had gewerkt, maar hij had geen bewijsstukken meer van deze periode. Hij vroeg om een getuige te horen, maar verscheen zelf niet ter zitting op 29 november 2013, en de Sociale verzekeringsbank (Svb) was ook niet vertegenwoordigd.

De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak kan worden herzien op basis van nieuwe feiten of omstandigheden. Echter, de Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden. De argumenten van verzoeker waren eerder gericht op het betwisten van de juistheid van de eerdere uitspraak, wat niet mogelijk is in het kader van herziening. De Raad wees ook het verzoek om de getuige op te roepen af, omdat verzoeker geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om getuigen mee te nemen naar de zitting.

Uiteindelijk werd het verzoek om herziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier S. Aaliouli, en werd openbaar uitgesproken op 31 januari 2014.

Uitspraak

13/512 AOW
Datum uitspraak: 31 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2012, 11/836
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats], Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 september 2012.
De Svb heeft een reactie op dit verzoek om herziening ingezonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 29 november 2013. Verzoeker is daar niet verschenen. De Svb heeft zich met kennisgeving niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1.1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Stb. 2012, 682) in werking getreden. Met deze wet zijn wijzigingen aangebracht in onder meer de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Beroepswet. Op grond van het overgangsrecht blijft op deze zaak het recht van toepassing, zoals dat gold vóór 1 januari 2013.
1.2. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.3. De uitspraak waarvan om herziening wordt gevraagd, heeft betrekking op een herhaalde aanvraag om een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij is overwogen dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de Svb aanleiding hadden moeten geven om terug te komen van het rechtens vaststaande besluit van 4 mei 2000. Bij dat besluit is de aanvraag om een AOW-pensioen afgewezen, omdat verzoeker niet verzekerd is geweest voor de AOW.
2.
Verzoeker heeft in zijn verzoek om herziening aangevoerd dat hij in de periode van 1975 tot 1978 in Nederland heeft gewerkt, maar dat hij alle papieren daarvan is kwijtgeraakt. Verzoeker heeft verzocht om als getuige ter zitting te horen [naam getuige], wonende te [woonplaats B.].
3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
De vraag ligt voor of voldaan is aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 8:88 van de Awb.
3.2.
Wat verzoeker heeft aangevoerd ziet niet op feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak van 28 september 2012 niet bij verzoeker bekend waren dan wel redelijkerwijs bekend konden zijn. De naar voren gebrachte argumenten hebben de strekking de juistheid van de uitspraak van 28 september 2012 in twijfel te trekken. Volgens vaste rechtspraak is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen (uitspraak van 3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982). Het verzoek om herziening wordt dan ook afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
3.3.
Tot slot is geen aanleiding gezien om de door verzoeker genoemde getuige op te roepen. Verzoeker is in de kennisgeving voor de zitting erop geattendeerd dat het hem vrij stond getuigen mee te nemen. Van deze gelegenheid heeft verzoeker geen gebruik gemaakt.
3.4.
Uit hetgeen hiervoor onder 3.1 tot en met 3.3 is overwogen vloeit voort dat het verzoek om herziening niet kan slagen, zodat dit verzoek moet worden afgewezen.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van S. Aaliouli als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2014.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) S. Aaliouli

QH

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en présence S. Aaliouli en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 31 janvier 2014.