ECLI:NL:CRVB:2014:2546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten door appellante. De aanvraag werd in eerste instantie afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam op 9 juli 2012, omdat er volgens hen geen noodzaak was voor vergoeding van de kosten. Appellante had in 2008 een urgentieverklaring ontvangen, maar verhuisde pas in 2012. De rechtbank oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de verhuizing noodzakelijk was en dat zij voldoende tijd had gehad om te reserveren voor de kosten. In hoger beroep betwistte appellante deze bevindingen, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de kosten niet noodzakelijk waren en niet voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de afwijzing van de aanvraag konden rechtvaardigen. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van het bijstandverlenend orgaan en de noodzaak voor appellante om aan te tonen dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.