ECLI:NL:CRVB:2014:2545
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en gemeentelijke zorgplicht in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de intrekking van bijstand van appellante, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is. De intrekking vond plaats op 1 februari 2012, omdat appellante niet de Nederlandse nationaliteit bezit en niet op grond van de Vreemdelingenwet in Nederland is toegelaten. Appellante heeft in bezwaar aangevoerd dat de gemeente haar zorgplicht niet heeft nageleefd, gezien haar ernstige gezondheidsklachten. Het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout heeft het bezwaar ongegrond verklaard, wat leidde tot de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet op de hoogte was van een ander besluit van het college, dat betrekking had op de gemeentelijke zorgplicht. Dit andere besluit was cruciaal voor de beoordeling van het bestreden besluit. De Raad heeft vastgesteld dat de te beoordelen periode loopt van de datum van intrekking van de bijstand tot de datum van het primaire besluit. Appellante heeft in haar bezwaarschrift erkend dat zij niet langer rechtmatig verblijf heeft in Nederland en heeft het college verzocht om invulling te geven aan de zorgplicht.
De Raad oordeelt dat het college zich terecht heeft beperkt tot de beoordeling van het besluit van 16 april 2012, omdat het beroep van appellante op de zorgplicht geen verband houdt met de grondslag van dat besluit. De vraag of appellante in aanmerking kan komen voor een buitenwettelijke financiële verstrekking valt buiten de omvang van het geding. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.