ECLI:NL:CRVB:2014:253
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor periodieke uitkering en vergoeding vrije geneeskundige behandeling op grond van de AOR
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerster) van 4 april 2012, waarin zijn aanvraag voor een periodieke uitkering en een vergoeding van vrije geneeskundige behandeling op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 28 november 2013, waarbij appellant niet aanwezig was, maar verweerster werd vertegenwoordigd door mr. L.H.G. Belleflamme en mr. R.L.M.J. Gielen.
Appellant, geboren in 1935 in het voormalige Nederlands-Indië, is sinds 1983 volledig arbeidsongeschikt. Hij heeft in het verleden meerdere aanvragen ingediend voor uitkeringen op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), die steeds zijn afgewezen. In 2010 diende hij een nieuwe aanvraag in voor een periodieke uitkering en vergoeding van geneeskundige behandeling op basis van de AOR. Hoewel hem vrije geneeskundige behandeling werd toegekend, werd zijn verzoek om een periodieke uitkering afgewezen.
De Raad heeft overwogen dat de afwijzing van de periodieke uitkering is gebaseerd op een advies van de medisch adviseur A.J. Maas, die concludeerde dat de fysieke klachten van appellant niet in verband staan met zijn oorlogservaringen. Hoewel er psychische klachten zijn vastgesteld, zoals trekken van een posttraumatisch stresssyndroom, hebben deze geen significante beperkingen in het dagelijks functioneren van appellant tot gevolg. De medisch adviseur A.S.E.P. Textor heeft dit advies onderschreven, wat de Raad heeft doen besluiten dat het bestreden besluit zorgvuldig en voldoende onderbouwd is.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2014.