ECLI:NL:CRVB:2014:2450
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van AOW-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van verzekering
In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Marokko, een verzoek ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant, geboren op 3 maart 1943, claimde dat hij van juni 1966 tot september 1967 in Nederland had gewerkt. Echter, de Svb heeft vastgesteld dat appellant onder zijn huidige naam niet geregistreerd staat in het bevolkingsregister en dat er geen bewijs is dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Op 27 oktober 2011 heeft de Svb zijn aanvraag afgewezen, wat leidde tot bezwaar van appellant. Dit bezwaar werd op 13 april 2012 ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs was van AOW-verzekering.
De rechtbank Amsterdam heeft de beslissing van de Svb bevestigd in een uitspraak op 7 februari 2013, waarbij werd geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Nederland verzekerd was voor de AOW. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere stellingen herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeerde dat de Svb voldoende onderzoek had gedaan en dat er geen bewijs was dat appellant in Nederland had gewoond of gewerkt. De Svb had ook navraag gedaan bij het Pensioenfonds voor de Grafische bedrijven en het Pensioenfonds Metaal en Techniek, maar ook daaruit bleek geen bewijs van pensioenopbouw.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 9 juli 2014.