ECLI:NL:CRVB:2014:2450

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
18 juli 2014
Zaaknummer
13-1839 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van AOW-uitkering op basis van onvoldoende bewijs van verzekering

In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Marokko, een verzoek ingediend bij de Sociale verzekeringsbank (Svb) voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellant, geboren op 3 maart 1943, claimde dat hij van juni 1966 tot september 1967 in Nederland had gewerkt. Echter, de Svb heeft vastgesteld dat appellant onder zijn huidige naam niet geregistreerd staat in het bevolkingsregister en dat er geen bewijs is dat hij in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Op 27 oktober 2011 heeft de Svb zijn aanvraag afgewezen, wat leidde tot bezwaar van appellant. Dit bezwaar werd op 13 april 2012 ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs was van AOW-verzekering.

De rechtbank Amsterdam heeft de beslissing van de Svb bevestigd in een uitspraak op 7 februari 2013, waarbij werd geoordeeld dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Nederland verzekerd was voor de AOW. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere stellingen herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de bevindingen van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeerde dat de Svb voldoende onderzoek had gedaan en dat er geen bewijs was dat appellant in Nederland had gewoond of gewerkt. De Svb had ook navraag gedaan bij het Pensioenfonds voor de Grafische bedrijven en het Pensioenfonds Metaal en Techniek, maar ook daaruit bleek geen bewijs van pensioenopbouw.

De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 9 juli 2014.

Uitspraak

13/1839 AOW
Datum uitspraak: 9 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 februari 2013, 12/2440 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2014. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.P. van den Berg.
Het onderzoek ter zitting is geschorst. De Svb heeft vervolgens nadere stukken ingebracht. Het onderzoek ter zitting is hervat op 28 mei 2014, waar partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, die in Marokko woont, heeft de Svb in juli 2011 verzocht om hem een ouderdomspensioen toe te kennen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Daarbij heeft appellant te kennen gegeven dat hij op 3 maart 1943 is geboren en onder de naam [naam] van juni 1966 tot 3 september 1967 in Nederland bij het bedrijf “[naam bedrijf]”
te [plaatsnaam] heeft gewerkt.
1.2. Desgevraagd heeft de gemeente ’s-Hertogenbosch aan de Svb te kennen gegeven dat appellant onder zijn huidige naam niet stond ingeschreven in het bevolkingsregister. Vervolgens is op de aanvraag van appellant bij besluit van 27 oktober 2011 afwijzend beslist op de grond dat niet is gebleken dat appellant voor de AOW verzekerd is geweest. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.3. Het Pensioenfonds voor de Grafische bedrijven heeft in de bezwaarprocedure desgevraagd aan de Svb meegedeeld dat appellant onder de naam [naam] niet voorkomt in zijn bestanden. De gemeente ’s-Hertogenbosch heeft de Svb meegedeeld dat appellant ook onder de naam [naam] niet stond ingeschreven in het bevolkingsregister. De door appellant genoemde werkgever heeft de Svb niet kunnen vinden. Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 27 oktober 2011 is bij besluit van
13 april 2012 (bestreden besluit) door de Svb ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat niet is gebleken dat appellant ingezetene van Nederland is geweest of in Nederland heeft gewerkt.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Nederland voor de AOW verzekerd is geweest. Appellant heeft niet onderbouwd dat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt. De Svb heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat onderzoek heeft uitgewezen dat niet is gebleken dat appellant in Nederland heeft gewoond en gewerkt.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant evenals in beroep gesteld dat hij wel degelijk in Nederland heeft gewerkt en gewoond.
3.2.
De Raad onderschrijft wat de rechtbank daarover in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. Aan de hand van de weinige gegevens die appellant heeft verstrekt kan niet worden vastgesteld dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Daaraan wordt toegevoegd dat de Svb in hoger beroep, nadat het onderzoek ter zitting was geschorst, het Pensioenfonds Metaal en Techniek heeft aangeschreven met de vraag of appellant daar pensioen heeft opgebouwd, waarop een ontkennend antwoord is gekomen.
4.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) D. Heeremans

RK