ECLI:NL:CRVB:2014:2440
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- E.E.V. Lenos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering na afwijzing door het Uwv
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich op 30 november 2009 ziek meldde als magazijnmedewerker met rug-, schouder- en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen bij besluit van 23 november 2011. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard op 2 mei 2012. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Utrecht, die op 24 augustus 2012 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Tijdens de zitting op 6 juni 2014 is appellant niet verschenen, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. H.M. Mauritz. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en werd vertegenwoordigd door mr. F.A. Put. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellant in hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat deze een herhaling zijn van de eerder aangevoerde gronden in het beroep. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat er geen grond is voor het oordeel dat het medisch onderzoek onvolledig of onzorgvuldig is geweest. Appellant heeft geen nieuwe objectieve medische stukken overgelegd die zijn standpunt onderbouwen dat hij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen.
De Raad concludeert dat de rechtbank de gronden van appellant terecht heeft verworpen en dat er geen aanleiding is om tot een ander oordeel te komen. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 18 juli 2014.