ECLI:NL:CRVB:2014:2296
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van hogerberoepschrift en verzet tegen niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 juni 2014 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De zaak betreft de tijdigheid van het indienen van een hogerberoepschrift. De laatste dag waarop het hogerberoepschrift tijdig kon worden ingediend was 11 oktober 2013. Appellant stelde dat hij het hogerberoepschrift op 10 oktober 2013 ter post had bezorgd. Echter, de enveloppe met het hogerberoepschrift droeg het poststempel van 13 oktober 2013. Volgens de vaste rechtspraak van de Raad wordt bij de vaststelling van de datum waarop een brief ter post is bezorgd, uitgegaan van het poststempel op de enveloppe, tenzij de afzender kan aantonen dat de brief eerder ter post is bezorgd. De enkele verklaring van appellant dat het hogerberoepschrift binnen de termijn is ingediend, werd door de Raad als onvoldoende beschouwd. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met T.G.M. Simons als voorzitter en D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De uitspraak is een bevestiging van de strikte toepassing van de termijnen in het bestuursrecht.