ECLI:NL:CRVB:2014:2256
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand bij wijze van maatregel en verwijtbaarheid van gedragingen
In deze zaak gaat het om de verlaging van de bijstandsuitkering van appellant op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontvangt sinds 7 juli 2009 bijstand en is onderworpen aan arbeidsverplichtingen. In het kader van zijn re-integratie is hij uitgenodigd voor een sollicitatie activeringstraject (SAP), maar weigerde hij op 8 oktober 2012 het plan van aanpak te ondertekenen. Dit leidde tot een maatregel van 100% verlaging van zijn bijstand voor een maand, die later werd herzien naar 75% en vervolgens naar 50% voor een andere periode. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant tegen deze besluiten ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de adviezen van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die hebben vastgesteld dat appellant geschikt is voor een re-integratietraject. De Raad oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een overmachtssituatie verkeerde toen hij een verplichte voorlichtingsbijeenkomst vroegtijdig verliet. De Raad bevestigt dat de opgelegde maatregelen van 75% en 50% verlaging van de bijstand terecht zijn opgelegd, gezien de herhaalde gedragingen van appellant die zijn arbeidsinschakeling belemmerden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.