ECLI:NL:CRVB:2014:2254
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidsrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de appellante die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Groningen, waarin haar bijstand met terugwerkende kracht werd ingetrokken en kosten van bijstand werden teruggevorderd. Het college had het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
De Raad heeft vastgesteld dat het college het besluit op 8 mei 2012 naar het laatst bekende adres van appellante heeft verzonden. Appellante had zich echter niet gemeld met een adreswijziging, ondanks dat zij gedetineerd was geweest. De Raad oordeelde dat de bekendmaking van het besluit op de juiste wijze had plaatsgevonden, en dat de bezwaartermijn op 9 mei 2012 was aangevangen. Aangezien appellante haar bezwaar pas op 2 augustus 2012 indiende, was de termijn ruimschoots verstreken.
Appellante voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar moest worden geacht, maar de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om van het uitgangspunt af te wijken dat het de verantwoordelijkheid van appellante was om haar adreswijziging door te geven. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige bekendmaking en het indienen van bezwaren binnen de gestelde termijnen in het bestuursrecht, en bevestigt dat bestuursorganen aan hun bekendmakingsverplichtingen voldoen door besluiten naar het laatst bekende adres te verzenden.