ECLI:NL:CRVB:2014:2253
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van openstaande vorderingen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het betreft een verzoek van appellant om kwijtschelding van openstaande vorderingen bij het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Het college had dit verzoek afgewezen op basis van de beleidsregels, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding zoals vastgelegd in artikel 6.3, vierde lid, van de Beleidsregels inkomensvoorzieningen.
De Raad heeft vastgesteld dat het college terecht heeft gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregels. Appellant had in zijn hoger beroep aangevoerd dat hij zijn inlichtingenverplichting niet had geschonden en dat er sprake was van onjuiste voorlichting door het college. Tevens stelde hij dat de schuld mede door toedoen van het college was ontstaan, omdat hem eerder bijzondere bijstand in de vorm van een lening was toegekend.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de terugvorderingen op appellant zijn gebaseerd op het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting. Dit betekent dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen, en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2014.