ECLI:NL:CRVB:2014:2157
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de WAO-uitkering en de berekening van het dagloon op basis van een 38-urige werkweek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die een WAO-uitkering ontvangt, was het niet eens met de berekening van zijn dagloon, dat door het Uwv was vastgesteld op € 89,08 op basis van een 38-urige werkweek. Appellant stelde dat de berekening onjuist was omdat er ten onrechte van een 29-urige werkweek was uitgegaan. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 8 februari 2013 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Het Uwv werd vertegenwoordigd door een gemachtigde. De Raad heeft het Uwv verzocht om nadere inlichtingen over de berekening van het dagloon. Na het indienen van de benodigde informatie hebben beide partijen toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het Uwv bij de berekening van het dagloon is uitgegaan van de loongegevens die op 26 oktober 2000 bij de werkgever zijn verkregen. Deze gegevens gaven aan dat er een 38-urige werkweek was, en appellant heeft niet kunnen aantonen dat deze gegevens onjuist waren. De Raad concludeerde dat het Uwv zijn standpunt op de juiste gegevens had gebaseerd en dat appellant niet tekort was gedaan door de vaststelling van het geïndexeerde dagloon. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het Uwv het gebrek in het eerdere besluit had hersteld. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.