ECLI:NL:CRVB:2014:1971
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- O.L.H.W.I. Korte
- J.F. Bandringa
- M.C.D. Embregts
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens ernstig verbaal misdragen tijdens gesprek met bijstandsconsulente
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen, waarbij zijn bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) met 50% is verlaagd voor de duur van een maand. Dit besluit volgde op een incident op 9 februari 2012, waarbij appellant zich verbaal zeer ernstig heeft misdragen tegenover zijn bijstandsconsulente. De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Appellant had eerder bijstand aangevraagd, welke hem was toegekend met een toeslag van 10%. Tijdens een gesprek met de consulente vroeg hij om een voorschot, maar toen dit verzoek werd afgewezen, reageerde hij met grove beledigingen. Het college besloot daarop zijn bijstand te verlagen, wat appellant aanvocht in beroep.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat de maatregel niet terecht was opgelegd, omdat de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2012 niet goed bekendgemaakt was. De Raad oordeelde echter dat de verordening op de juiste wijze was vastgesteld en dat de gedraging van appellant voldoende ernstig was om de opgelegde maatregel te rechtvaardigen. De Raad bevestigde dat de gedraging van appellant, ongeacht de exacte bewoordingen, als zeer ernstig kon worden aangemerkt en dat het college terecht de maatregel had opgelegd.
De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de opgelegde maatregel te verlagen, en dat de beslissing van de rechtbank terecht was. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 juni 2014.