ECLI:NL:CRVB:2014:1971

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 juni 2014
Publicatiedatum
12 juni 2014
Zaaknummer
13-4461 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van bijstand wegens ernstig verbaal misdragen tijdens gesprek met bijstandsconsulente

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen, waarbij zijn bijstandsuitkering op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) met 50% is verlaagd voor de duur van een maand. Dit besluit volgde op een incident op 9 februari 2012, waarbij appellant zich verbaal zeer ernstig heeft misdragen tegenover zijn bijstandsconsulente. De Raad voor de Rechtspraak heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht. Appellant had eerder bijstand aangevraagd, welke hem was toegekend met een toeslag van 10%. Tijdens een gesprek met de consulente vroeg hij om een voorschot, maar toen dit verzoek werd afgewezen, reageerde hij met grove beledigingen. Het college besloot daarop zijn bijstand te verlagen, wat appellant aanvocht in beroep.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat de maatregel niet terecht was opgelegd, omdat de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2012 niet goed bekendgemaakt was. De Raad oordeelde echter dat de verordening op de juiste wijze was vastgesteld en dat de gedraging van appellant voldoende ernstig was om de opgelegde maatregel te rechtvaardigen. De Raad bevestigde dat de gedraging van appellant, ongeacht de exacte bewoordingen, als zeer ernstig kon worden aangemerkt en dat het college terecht de maatregel had opgelegd.

De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om de opgelegde maatregel te verlagen, en dat de beslissing van de rechtbank terecht was. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan op 10 juni 2014.

Uitspraak

13/4461 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 26 juni 2013, 12/5319 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [Appellant] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H. Klein Hesselink, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 31 maart 2014. Partijen zijn, mr. Klein Hesselink en het college met bericht, niet verschenen

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 13 januari 2012 heeft het college aan appellant met ingang van
2 december 2011 bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande, verhoogd met een toeslag van 10%, toegekend.
1.2.
Op 9 februari 2012 heeft appellant tijdens een gesprek met zijn consulente werk en inkomen van de gemeente Terneuzen in de hal van het gemeentehuis verzocht om een voorschot op zijn bijstandsuitkering. Gerapporteerd is dat appellant, toen hem duidelijk werd gemaakt dat zijn verzoek niet kon worden ingewilligd, is opgesprongen en dat hij zijn consulente in luide bewoordingen heeft uitgescholden voor vieze vuile kankerhoer of woorden van gelijke strekking.
1.3.
Deze gerapporteerde gedraging is voor het college aanleiding geweest om bij besluit van 9 februari 2012 de bijstand van appellant met ingang van 1 februari 2012, kort gezegd, gedurende een maand met 50% te verlagen (maatregel van 50%/1 maand) op de grond dat appellant zich verbaal zeer ernstig misdragen heeft tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB. Bij besluit van 28 augustus 2012 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 9 februari 2012 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daartoe heeft hij, samengevat, aangevoerd dat de maatregel van 50%/1 maand is gebaseerd op de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand 2012 van de gemeente Terneuzen (Afstemmingsverordening 2012), dat in 2012 op de website van de gemeente Terneuzen alleen de oude versie van de verordening was te vinden en dat het college niet zonder meer een maatregel kan opleggen op basis van de nieuwe versie wanneer die, zoals in dit geval, een zwaardere maatregel voor hetzelfde vergrijp kent dan de oude verordening. Voorts wijst appellant erop dat de vertegenwoordiger van het college tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat de door appellant gebezigde bewoordingen op zich onvoldoende zijn om de maatregel van 50%/1 maand op te leggen. Bovendien acht appellant de opgelegde maatregel disproportioneel, omdat duidelijk moet zijn dat en wanneer een zware punitieve sanctie van halvering van de bijstandsuitkering wordt opgelegd en dat was hier niet het geval, aangezien de actuele verordening niet op het internet was te vinden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De gemeenteraad van Terneuzen heeft tijdens de openbare vergadering op 15 december 2011 de Afstemmingverordening 2012 vastgesteld. Ingevolge artikel 20 van de Afstemmingsverordening 2012 is deze verordening op 1 januari 2012 in werking getreden. Appellant heeft het standpunt van het college niet bestreden dat deze verordening op
28 december 2011 in een plaatselijk huis-aan-huisblad is bekendgemaakt. Volgens het college is deze verordening op 23 december 2011 op de eigen website van de gemeente Terneuzen gepubliceerd. Het college heeft tevens aangevoerd dat ingevolge het Besluit van 28 juni 2012, houdende vaststelling van het tijdstip, bedoeld in de artikelen XII, XIII en XIV van de Wet elektronische bekendmaking (Stb. 2012, 331), de verplichting voor gemeentebesturen om algemeen verbindende voorschriften elektronisch bekend te maken eerst vanaf 1 januari 2014 geldt. Dit betekent dat de Afstemmingsverordening 2012 op 1 januari 2012 in werking is getreden, ook in het geval de publicatie daarvan op de website van de gemeente toentertijd achterwege zou zijn gebleven, en dat het college deze verordening in dit geval terecht heeft toegepast. Dat de Afstemmingsverordening 2012, zoals appellant stelt, in 2012 niet op de website van de gemeente was te vinden, leidt niet tot het oordeel dat het college de in deze verordening geregelde maatregel niet mag opleggen of die maatregel dient te verlagen.
4.2.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Afstemmingsverordening 2012 wordt in beginsel een maatregel van 50%/1 maand opgelegd indien een belanghebbende zich verbaal zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat appellant tijdens het gesprek op 9 februari 2012 tegenover zijn consulente zich verbaal zeer ernstig heeft misdragen. Ook uitgaande van de lezing van appellant dat hij de bewoordingen “vieze vuile heks” heeft gebezigd, is daarvan sprake. De omstandigheid dat tijdens de hoorzitting is gezegd dat de door appellant geuite woorden op zich niet tot de maatregel van 50%/1 maand zouden hebben geleid, moet, zoals het college heeft aangevoerd, gelet op het besluit van 9 februari 2012, het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van de Maatregelverordening 2012 en de grondslag van de opgelegde maatregel, als een omissie worden beschouwd, die geen gevolgen heeft voor het bestreden besluit.
4.3.
Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college in de ernst van de gedraging, de mate waarin deze appellant deze gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert, aanleiding had moeten zien om een lagere maatregel dan 50%/1 maand op te leggen. De omstandigheid dat, zoals appellant aanvoert, destijds niet duidelijk was dat en wanneer een dergelijke maatregel opgelegd kan worden omdat de actuele verordening toen niet op de website van de gemeente Terneuzen was te vinden, kan, gelet op wat onder 4.1 is overwogen, op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de opgelegde maatregel disproportioneel is.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte als voorzitter en J.F. Bandringa en
M.C.D. Embregts als leden, in tegenwoordigheid van A.C. Oomkens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2014.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) A.C. Oomkens

RB