Uitspraak
OVERWEGINGEN
3. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Centrale Raad van Beroep
Op 12 juni 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die een herhaalde aanvraag om een WUBO-uitkering had ingediend. De aanvraag was afgewezen omdat de appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden had gepresenteerd die aanleiding gaven om het eerdere besluit van 28 juli 2009 te herzien. De appellant, geboren in 1935, had eerder in 2008 een aanvraag ingediend die was afgewezen, en zijn bezwaar daartegen was ongegrond verklaard. In zijn herhaalde aanvraag in mei 2012 stelde hij nieuwe gebeurtenissen voor, waaronder zijn getuigenis van een bombardement en andere incidenten uit de Tweede Wereldoorlog. De Raad oordeelde dat deze nieuwe feiten niet voldoende waren om aan te tonen dat de appellant direct betrokken was bij de genoemde gebeurtenissen, en dat deze gebeurtenissen niet onder de werking van de Wubo konden worden gebracht. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de aanvraag met terughoudendheid moest plaatsvinden, en dat de appellant niet had aangetoond dat er nieuwe feiten waren die het eerdere besluit in een nieuw licht plaatsten. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde het bestreden besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad.