ECLI:NL:CRVB:2014:1905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor passend werk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda. De appellant, die sinds 13 juli 2009 arbeidsongeschikt was door psychische en lichamelijke klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze aanvraag, omdat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de appellant, ondanks zijn lage IQ, meer dan 10 jaar op de reguliere arbeidsmarkt had gewerkt. De Raad vond geen aanleiding om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van de appellant. De informatie die de appellant in hoger beroep had overgelegd, waaronder een rapport van een psycholoog, werd niet als betrouwbaar beschouwd. De Raad concludeerde dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor de appellant.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De Raad benadrukte dat er geen nieuwe medische gegevens waren die aanleiding gaven voor nader onderzoek naar de geschiktheid van de appellant voor de geduide functies. De uitspraak werd gedaan door C.C.W. Lange, in aanwezigheid van griffier G.J. van Gendt.