ECLI:NL:CRVB:2014:1852
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand wegens onvoldoende medewerking en onduidelijkheid woon- en leefsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, maar deze was afgewezen omdat hij niet had meegewerkt aan het onderzoek naar zijn recht op bijstand. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, na zijn detentie, zich had gemeld voor bijstand en had verklaard bij zijn zus in Amsterdam te wonen. Echter, de Dienst Werk en Inkomen (DWI) kon appellant niet bereiken voor een onderzoek naar zijn woon- en leefsituatie, omdat hij niet op de oproepen was verschenen.
De Raad heeft overwogen dat het aan de appellant is om de nodige duidelijkheid te verschaffen over zijn situatie. De appellant had niet aangetoond dat hij niet bij zijn zus inwoonde, ondanks zijn verklaring. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was, omdat de appellant niet had voldaan aan zijn medewerkingsverplichting. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de termijnen voor oproeping niet onevenredig kort waren. De Raad benadrukte dat het risico van het niet ontvangen van oproepen voor rekening van de appellant komt.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was, omdat de appellant niet voldoende had meegewerkt aan het onderzoek. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.