ECLI:NL:CRVB:2014:1689

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2014
Publicatiedatum
16 mei 2014
Zaaknummer
13-5027 WIA-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake WIA-V

Op 16 mei 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/5027 WIA-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen een eerdere beslissing van de Raad, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van 24 januari 2014 was gebaseerd op het feit dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was voldaan, binnen de gestelde termijn van vier weken na de aangetekende brief van 11 december 2013. De Raad oordeelde dat redelijkerwijs niet kon worden aangenomen dat de appellant niet in verzuim was.

Echter, in het verzet heeft de appellant aangetoond dat hij niet in verzuim is geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft dit verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 24 januari 2014 vervalt. Het onderzoek in de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond voordat de niet-ontvankelijk verklaring werd uitgesproken. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten van het verzet te veroordelen.

De uitspraak is gedaan door rechter T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 16 mei 2014.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 mei 2014
13/5027 WIA-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 augustus 2013, 13/917 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 24 januari 2014 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 24 januari 2014 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van
11 december 2013 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellant niet in verzuim is geweest. Het verzet is daarom gegrond.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 24 januari 2014 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar
op 16 mei 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
IvR