ECLI:NL:CRVB:2014:1674
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand; niet-ontvankelijkheid beroep wegens ontbreken gronden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht. Appellante heeft op 19 april 2013 beroep ingesteld tegen het besluit van 13 maart 2013, waarbij haar bijstand met ingang van 1 januari 2011 werd ingetrokken en een bedrag van € 3.553,70 werd teruggevorderd. De rechtbank Midden-Nederland heeft in haar uitspraak van 2 augustus 2013 het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroepschrift geen gronden van beroep bevatte en de termijn voor herstel van dit verzuim ongebruikt was verstreken.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij wel degelijk gronden heeft ingediend binnen de hersteltermijn, maar dit is niet onderbouwd met bewijs. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het beroepschrift van 19 april 2013 inderdaad geen gronden bevatte en dat appellante niet heeft aangetoond dat zij de gronden op 17 mei 2013 tijdig heeft ingediend. De Raad heeft ook overwogen dat appellante geen verzoek om uitstel heeft gedaan en dat zij toestemming heeft verleend om de behandeling van haar beroep ter zitting achterwege te laten.
De Raad concludeert dat de rechtbank in redelijkheid heeft kunnen besluiten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Het hoger beroep van appellante slaagt niet, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.