ECLI:NL:CRVB:2014:1652
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijzondere bijstand voor inrichtingskosten op basis van algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die sinds 26 juli 2011 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de inrichting van zijn kamer in een begeleid wonen traject. Het college had deze aanvraag afgewezen, met de motivatie dat de kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van deze regel rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij niet in staat was om te reserveren voor de inrichtingskosten vanuit de inrichtingsnorm. De Raad heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de kosten van woninginrichting in beginsel uit het inkomen moeten worden voldaan, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een aparte bijstandsverlening rechtvaardigden.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de eerdere beslissing van de rechtbank zouden kunnen ondermijnen. Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en het hoger beroep verworpen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien de uitspraak in het openbaar is gedaan zonder dat partijen aanwezig waren.