ECLI:NL:CRVB:2014:1617

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2014
Publicatiedatum
12 mei 2014
Zaaknummer
13-6297 AW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep door Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam

In deze zaak heeft de raad van bestuur van het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 oktober 2013. De rechtbank had in die uitspraak een besluit op bezwaar van 13 november 2012 beoordeeld. Naast het hoger beroep heeft verzoeker ook een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De zitting vond plaats op 6 februari 2014, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door mr. Y.G.B. Coonen-ter Braak, mr. A. Nordziek en prof. dr. F.J. van Kemenade. Betrokkene, de appellant, was aanwezig met zijn advocaat mr. R.H.A. Wessel.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de aangevallen uitspraak. De rechter heeft vastgesteld dat de Raad op 1 mei 2014 in een andere zaak (13/6217) het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak heeft vernietigd en het beroep tegen het besluit op bezwaar ongegrond heeft verklaard. Hierdoor is het belang van het verzoek om voorlopige voorziening komen te vervallen, wat betekent dat het verzoek niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van griffier B. Rikhof, en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.

Uitspraak

13/6297 AW-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening
Partijen:
de raad van bestuur van het Erasmus Universitair Medisch Centrum Rotterdam (verzoeker)
[appellant] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 1 mei 2014
INLEIDING
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 oktober 2013, 12/5506 (aangevallen uitspraak).
Verzoeker heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2014. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y.G.B. Coonen-ter Braak, mr. A. Nordziek en prof. dr. F.J. van Kemenade. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. R.H.A. Wessel, advocaat.

OVERWEGINGEN

1.
Voor een weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de voorzieningenrechter naar de aangevallen uitspraak.
2.
De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.1.
Nu de Raad bij uitspraak van 1 mei 2014, 13/6217, heeft beslist op het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak, daarbij de aangevallen uitspraak heeft vernietigd en het beroep tegen het besluit op bezwaar van 13 november 2012 ongegrond heeft verklaard, is het belang aan het verzoek om voorlopige voorziening komen te ontvallen.
2.2.
Uit 2.1 volgt dat het verzoek om voorlopige voorziening niet ontvankelijk moet worden verklaard.
3.
Voor vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2014.
(getekend) R. Kooper
(getekend) B. Rikhof

IJ