ECLI:NL:CRVB:2014:1515
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- A. Beuker-Tilstra
- R. Kooper
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Weigering vergoeding van extra vakantie en orthopedisch matras op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant, erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Het eerste besluit betreft de weigering van vergoeding voor een extra vakantie van drie weken met begeleiding, en het tweede besluit betreft de afwijzing van de aanvraag voor een orthopedisch matras. De Raad heeft op 1 mei 2014 uitspraak gedaan.
Appellant, geboren in 1932, heeft psychische klachten die verband houden met zijn vervolging, maar voor andere medische klachten is dit verband niet erkend. In februari 2012 werd een extra vakantie voor appellant goedgekeurd, maar zijn latere aanvraag voor een extra vakantie in 2013 werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen medische noodzaak was voor de extra vakantie, ondanks de slechte gezondheid van appellant. De Raad stelde vast dat de voorwaarden voor vergoeding van een extra vakantie niet waren vervuld, zoals vereist door het beleid van de Sociale verzekeringsbank.
Daarnaast heeft appellant verzocht om vergoeding van een orthopedisch matras, maar ook deze aanvraag werd afgewezen. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien. De eerdere besluiten waren gebaseerd op het feit dat de rugklachten van appellant niet in verband stonden met de vervolging. De Raad concludeerde dat de aanvragen van appellant ongegrond waren en dat er geen aanleiding was voor schadevergoeding of vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde beide beroepen ongegrond, en de uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter.