ECLI:NL:CRVB:2014:143

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
12-5281 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na geschiktheid voor arbeid als autoverkoper

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die zich ziek had gemeld na zijn dienstverband als autoverkoper. Appellant had klachten aan de luchtwegen en ontving een ZW-uitkering, maar na een onderzoek door een verzekeringsarts werd hij per 2 januari 2012 geschikt geacht voor het verrichten van arbeid als autoverkoper. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde de uitkering op basis van deze beoordeling. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond, omdat er geen medische informatie was die de beoordeling van de verzekeringsartsen in twijfel trok.

In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv verzuimd had om een belastbaarheidspatroon op te stellen en dat zijn obesitas als ziekte moest worden aangemerkt. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische situatie van appellant niet zodanig was dat hij niet in staat was om als autoverkoper te werken. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant geen nieuwe medische informatie had ingebracht die de eerdere beoordelingen kon weerleggen.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om vergoeding van wettelijke rente af. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen bij de beoordeling van geschiktheid voor arbeid en de rol van de verzekeringsartsen in dit proces.

Uitspraak

12/5281 ZW
Datum uitspraak: 22 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van
15 augustus 2012, 12/2410 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Matadin, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 november 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. R. van Oostrum. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.J. Grasmeijer.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant heeft werkzaamheden verricht als autoverkoper en na de beëindiging van zijn dienstverband heeft hij aansluitend een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Vanuit deze situatie heeft appellant zich op 20 januari 2011 ziek gemeld in verband met klachten aan de luchtwegen. Aan appellant is een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend. Na een onderzoek door een verzekeringsarts op 28 december 2011 is appellant per 2 januari 2012 geschikt geacht in de zin van de ZW voor het verrichten van arbeid als autoverkoper. Weliswaar zal appellant longbeperkingen houden zoals in het verleden is vastgesteld, maar naar het oordeel van de verzekeringsarts is het ziekteproces dusdanig verbeterd dat deze beperkingen appellant niet beletten zijn arbeid te verrichten.
1.2. Bij besluit van 28 december 2011 is appellants ZW-uitkering met ingang van 2 januari 2012 door het Uwv beëindigd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is door het Uwv bij besluit van 9 februari 2012 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 9 februari 2012 ten grondslag.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft - kort samengevat - in de beschikbare medische gegevens geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de conclusie dat appellant per 2 januari 2012 geschikt was tot het verrichten van zijn arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig te werk gegaan. De verzekeringsarts heeft als diagnose allergische astma bronchiale en ademhalingsdisregulatie vastgesteld en is op grond van de informatie van de longarts van oordeel dat de medische situatie thans hetzelfde is als toen appellant nog werkte. De bezwaarverzekeringsarts heeft in het rapport van 25 april 2012 de door de verzekeringsarts gestelde diagnose onderschreven. Daarbij heeft hij overwogen dat sinds jaren sprake is van kortademigheid in rust maar vooral bij inspanning bij een ventilatoire beperking als gevolg van ademdisregulatie en overgewicht. Gezien het recente advies van de longarts van 17 januari 2012 dat eiser een intensief bewegingsprogramma moet gaan volgen, is de bezwaarverzekeringsarts van oordeel dat, nu intensief bewegen kennelijk niet gecontra-indiceerd is, appellant geschikt is te achten voor het werk van autoverkoper aangezien dit niet als lichamelijk-energetisch belastend werk kan worden gezien.
3.
In hoger beroep heeft appellant ter motivering van zijn herhaalde standpunt in beroep een rapport van longarts drs. M.K. Ninaber overgelegd, die appellant op 24 oktober 2012 op de polikliniek Longziekten van het Leids Universitair Medisch Centrum heeft gezien in verband met een second opinion analyse dyspnoe. Hij wenst te benadrukken dat uit de ‘niet maximale fietstest’ blijkt dat hij niet meer kan. Ter zitting van de Raad heeft appellant aangevoerd dat het Uwv heeft verzuimd om een belastbaarheidspatroon van de functie autoverkoper op te stellen, zodat de beoordeling van het Uwv onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eveneens heeft hij de Raad verzocht om een longarts als deskundige te benoemen. Daarnaast moet zijn obesitas worden aangemerkt als een ziekte en betwijfelt hij of alleen gewichtsafname zijn klachten zal doen verminderen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft een verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste rechtspraak van de Raad wordt onder “zijn arbeid” verstaan het laatstelijk voor het intreden van de ongeschiktheid tot werken verrichte werk.
4.2.
Op grond van het vijfde lid van artikel 19 van de ZW, is - voor zover hier van
belang - bepaald dat ten aanzien van een verzekerde die geen werkgever heeft, onder ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wordt verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend voor zijn arbeid zijn. In het onderhavige geval is dat het werk van appellant als autoverkoper, zoals beschreven in het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 9 februari 2012. Dat het Uwv geen werkomschrijving heeft laten opstellen door een arbeidsdeskundige of een werkomschrijving uit het CBBS heeft geraadpleegd, staat een zorgvuldige beoordeling niet in de weg. Tijdens de hoorzitting en het medische onderzoek op 25 januari 2012 bij het Uwv heeft appellant de werkzaamheden als autoverkoper toegelicht, welke beschrijving door appellant ter zitting bij de rechtbank en de Raad als juist is erkend. Daaruit blijkt dat appellant zeker niet tekort is gedaan, aangezien de bijzondere verzwarende aspecten van het laatst verrichte werk buiten beschouwing mogen worden gelaten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Appellant heeft evenals bij de rechtbank, ook in hoger beroep geen medische informatie ingebracht op grond waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling door de verzekeringsartsen van het Uwv. In zijn rapport van 25 april 2012 heeft de verzekeringsarts uiteengezet dat de ‘niet maximale fietstest’ volgens de longarts het resultaat is van een (zeer) matige blaastechniek van appellant. Het rapport van longarts Ninaber ziet op een onderzoek van na de datum in geding en bevat geen nieuwe informatie ten opzichte van de eerder overgelegde informatie van de longarts van
19 juli 2011 en van 17 januari 2012. De diagnose van Ninaber is eveneens astma bronchiale, overgewicht met mild obstructief slaapapneu syndroom (OSAS) en ademhalingsdisregulatie. Advies is continueren van het gewichtsverlies, diëtetiek, trainingen en ademhalingsoefeningen bij een fysiotherapeut. Ook bij dit onderzoek heeft de longarts geen verklaring kunnen vinden voor de tegenstrijdige onderzoeksresultaten bij de fietstest. In het kader van de door de longarts voorgeschreven bewegingstherapie is werkhervatting te adviseren. Omdat appellant reeds door verschillende longartsen is onderzocht en deze tot gelijkluidende conclusies zijn gekomen, ziet de Raad geen aanleiding om een longarts als deskundige te benoemen. Ten aanzien van het standpunt dat de obesitas onvoldoende is meegewogen door de verzekeringsartsen, heeft appellant geen informatie overgelegd waaruit blijkt van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van de obesitas. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld van appellant met ingang van 2 januari 2012 heeft beëindigd.
4.4.
Gelet op hetgeen in 4.1 tot en met 4.3 is overwogen slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5.
Voor het vergoeden van wettelijke rente en een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van J.C. Hoogendoorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2014.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) J.C. Hoogendoorn

IJ