Uitspraak
30 augustus 2013, 12/5147 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat zijn bezwaar tegen een eerdere beslissing niet-ontvankelijk had verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De Svb had in oktober 2011 aan de appellant meegedeeld dat hij geen recht meer had op een toeslag voor zijn partner, omdat deze 65 jaar zou worden. De appellant stelde dat hij niet op de hoogte was van de termijn voor het indienen van bezwaar, omdat hij het besluit niet goed had begrepen en ziek was gedurende de bezwaartermijn.
De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de appellant onvoldoende had aangetoond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. In hoger beroep heeft de appellant medische verklaringen overgelegd ter ondersteuning van zijn stelling dat hij ziek was en niet in staat om bezwaar te maken. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat, ondanks de medische verklaringen, de appellant na zijn herstel te lang heeft gewacht met het indienen van bezwaar. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van O.P.L. Hovens als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 18 april 2014.