ECLI:NL:CRVB:2014:1405
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak bestuurlijke lus
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de herziening van het WAO-dagloon en duuraanspraak
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 15 april 2014, wordt de afwijzing van het verzoek van betrokkene om herziening van het WAO-dagloon behandeld. Betrokkene, die werkzaam was bij een caravanfabriek en daarnaast op oproepbasis voor een uitzendbureau werkte, had in 2003 een ongeval gehad en was sindsdien arbeidsongeschikt. Het UWV had eerder het dagloon vastgesteld op basis van de Dagloonregelen WAO, waarbij de inkomsten van het uitzendbureau niet waren meegenomen. Betrokkene verzocht in 2011 om herziening van het dagloon, omdat hij meende dat het UWV onjuiste gegevens had gebruikt over zijn werkuren bij het uitzendbureau.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het UWV opgedragen het bestreden besluit te herzien. Het UWV had echter hoger beroep ingesteld, omdat het van mening was dat de rechtbank ten onrechte zelf in de zaak had voorzien en het dagloon onjuist had berekend. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren voor de periode voorafgaand aan het verzoek van 26 januari 2011. Voor de periode na deze datum oordeelde de Raad dat het UWV ten onrechte was uitgegaan van een te hoog aantal werkbare dagen bij het uitzendbureau.
De Raad droeg het UWV op om binnen drie maanden het gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van de destijds geldende Dagloonregelen WAO. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging bij duuraanspraken en de noodzaak voor bestuursorganen om bij herzieningsverzoeken rekening te houden met de relevante feiten en omstandigheden.