ECLI:NL:CRVB:2014:1402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellante op basis van medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellante, die zich op 11 september 2009 ziek meldde wegens psychische klachten, ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op basis van verzekeringsgeneeskundig onderzoek besloten dat appellante per 18 juli 2011 niet langer recht had op deze uitkering. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht de deskundige heeft gevolgd die oordeelde dat appellante in staat was haar werk als archiefmedewerkster te verrichten. De deskundige had vastgesteld dat appellante leed aan een paniekstoornis en een persoonlijkheidsstoornis, maar dat deze haar niet of nauwelijks beperkten in haar functioneren. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om van het oordeel van de deskundige af te wijken, aangezien appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar stellingen onderbouwden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante per 18 juli 2011 weer in staat was tot het verrichten van haar arbeid. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.