ECLI:NL:CRVB:2014:140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering door het Uwv na melding van werkzaamheden door appellante
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante ontving een WW-uitkering die was gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 26 uur. Na een melding van appellante dat zij vier uur per week werkte op basis van een oproepcontract, heeft het Uwv besloten om de WW-uitkering te herzien. Dit leidde tot een terugvordering van een bedrag van € 3.068,19 bruto, dat als onverschuldigd betaalde uitkering werd aangemerkt.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond. Appellante stelde dat zij niet op de hoogte was dat haar werkzaamheden invloed hadden op de hoogte van haar uitkering. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv bevoegd was om eventuele fouten te herstellen en dat appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij een te hoge uitkering ontving, gezien haar meldingen en de voorwaarden van de uitkering.
In hoger beroep herhaalde appellante haar eerdere stellingen, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellante niet voldoende bewijs had geleverd voor haar beroep op het vertrouwensbeginsel en dat het Uwv de herziening en terugvordering terecht had doorgevoerd. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is gedaan op 22 januari 2014 door de Centrale Raad van Beroep, waarbij C.C.W. Lange als rechter en J.C. Hoogendoorn als griffier optraden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken.