ECLI:NL:CRVB:2014:1361

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 april 2014
Publicatiedatum
23 april 2014
Zaaknummer
12-4780 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De appellant, die een Ziektewet-uitkering ontving, had zich ziek gemeld met psychische en heupklachten. Het Uwv concludeerde na medisch onderzoek dat de appellant in staat was om zijn werkzaamheden als productiemedewerker/inpakker te verrichten. Dit besluit werd door de appellant bestreden, maar de rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en het beroep ongegrond verklaard.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen had onderschat en verzocht om de benoeming van een deskundige. Het Uwv verdedigde de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies die waren getrokken. De Raad verwees naar de medische informatie van de behandelend psychiater, maar concludeerde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat zijn beperkingen op de datum in geding zodanig waren dat hij niet in staat was zijn arbeid te verrichten.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen noodzaak was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de verantwoordelijkheid van het Uwv om de belastbaarheid van de appellant correct in te schatten. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak diende te worden bevestigd.

Uitspraak

12/4780 ZW
Datum uitspraak: 23 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van
13 juli 2012, 12/178 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.C. Cornelisse, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 12 maart 2014. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is werkzaam geweest als productiemedewerker/inpakker voor 20 uur per week in WSW-verband. Vanuit de situatie dat hij een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet heeft hij zich per 1 januari 2010 ziek gemeld met psychische klachten en heupklachten. Naar aanleiding van dit ziektegeval heeft appellant verschillende keren het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Bij onderzoek op 7 oktober 2011 heeft een verzekeringsarts geconcludeerd dat appellant ondanks zijn klachten in staat moet worden geacht om werkzaamheden als productiemedewerker/inpakker te verrichten. Bij besluit van
7 oktober 2011 heeft het Uwv dienovereenkomstig aan appellant bekend gemaakt dat hij met ingang van 14 oktober 2011 niet langer ongeschiktheid wordt geacht voor het verrichten van zijn arbeid in de zin van de Ziektewet (ZW).
1.2. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 7 oktober 2011. Bij besluit van
8 december 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en zijn besluit van 7 oktober 2011 gehandhaafd. Aan het bestreden besluit ligt een rapport ten grondslag van een bezwaarverzekeringsarts van 4 december 2011.
2.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is geweest van een voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek. De rechtbank heeft in de beschikbare medische gegevens en in hetgeen appellant in beroep heeft aangevoerd geen grond gezien voor het oordeel dat het Uwv de belastbaarheid van appellant heeft overschat.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat. Volgens appellant is onvoldoende gewicht toegekend aan de door zijn behandelend psychiater W. Bohlmeijer verstrekte medische informatie. Appellant heeft de Raad verzocht om een deskundige te benoemen.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijke kader wordt verwezen naar overwegingen 4.1 en 4.2 van de aangevallen uitspraak. Daaraan wordt toegevoegd dat dat op grond van artikel 19, vijfde lid, van de ZW ten aanzien van appellant, die zich als werkloze werknemer ziek heeft gemeld, onder zijn arbeid wordt verstaan de werkzaamheden als productiemedewerker/inpakker voor 20 uur per week in WSW-verband die bij een soortgelijke werkgever doorgaans kenmerkend voor die arbeid zijn.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat er geen aanleiding bestaat om het medische onderzoek van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig te achten. Naast eigen onderzoek is rekening gehouden met de door de bezwaarverzekeringsarts opgevraagde informatie van de behandelend psychiater W. Bohlmeijer van 21 november 2011.
4.3.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat het Uwv op inzichtelijke wijze heeft onderbouwd dat appellant met ingang van 14 oktober 2011 in staat was tot het verrichten van zijn arbeid. Appellant heeft niet met medische stukken aannemelijk gemaakt dat op de datum hier in geding sprake was van zodanige beperkingen, dat deze hem beletten zijn eigen arbeid in WSW-verband te verrichten. Uit de brieven van psychiater Bohlmeijer van 21 november 2011 en 12 april 2012 volgt juist dat appellant ten tijde van de datum in geding zijn arbeidsritme weer had opgepakt maar dat hij naar aanleiding van de hersteldverklaring door de verzekeringsarts weer klachten had ontwikkeld. Psychiater Bohlmeijer acht terugkeer naar de vorige werkplek van appellant om die reden voor hem niet acceptabel. Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen en onder 4.1 is aangegeven is een verplichte terugkeer naar de vorige werkgever in dit geval niet aan de orde.
4.4.
Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige, zoals is verzocht door appellant.
5.
Uit de overwegingen 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 april 2014.
(getekend) C.C.W. Lange
(getekend) E. Heemsbergen
IvR