ECLI:NL:CRVB:2014:1334
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van wettelijke voorschriften inzake termijn voor indienen bezwaar en beroep in AOW-zaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, die sinds februari 2008 een ouderdomspensioen ontvangt op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat zijn pensioen met 2% zou verlagen. Dit besluit was genomen omdat de appellant een periode geen premies voor de volksverzekeringen had betaald, wat leidde tot een schuldig nalatige verklaring. Het bezwaar van de appellant tegen dit besluit werd door de Svb ongegrond verklaard op 25 april 2012.
De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit niet-ontvankelijk, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De appellant had zijn beroepschrift op 2 juli 2012 ingediend, terwijl de termijn volgens artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was overschreden. De rechtbank oordeelde dat er geen grond was om aan te nemen dat de appellant niet in verzuim was geweest, ondanks zijn stelling dat ziekte de oorzaak van de termijnoverschrijding was.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat het onredelijk was dat de rechtbank hem pas na meer dan een jaar op de hoogte stelde van de niet-ontvankelijkheid van zijn beroep. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de wettelijke voorschriften met betrekking tot de termijn voor het indienen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn en dat de rechter deze ambtshalve moet toetsen. De Raad concludeerde dat de rechtbank niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld en dat de termijnoverschrijding niet aan de rechtbank kon worden toegerekend.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.