ECLI:NL:CRVB:2014:1331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Sociale verzekeringsbank inzake nabestaandenuitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 9 mei 2012, waarin haar werd meegedeeld dat zij geen recht had op een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene Nabestaandenwet (ANW). De Svb had dit besluit op 8 mei 2012 aan de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) verzonden, die het op 28 mei 2012 aan appellante doorstuurde. Appellante diende haar bezwaar pas op 6 november 2012 in, met als reden dat zij niet thuis was en het besluit zoek was geraakt.
De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden. De rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing en verklaarde het beroep ongegrond, omdat de omstandigheden die appellante aanvoerde niet voldoende waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Appellante had in hoger beroep argumenten aangevoerd tegen de weigering van de ANW-uitkering, waaronder haar analfabetisme en onbekendheid met de wet.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank de juiste beslissing had genomen en dat de door appellante aangevoerde omstandigheden niet leidden tot een verschoonbare termijnoverschrijding volgens artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hierdoor kon de Raad niet inhoudelijk op de zaak ingaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.