ECLI:NL:CRVB:2014:1302

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
18 april 2014
Zaaknummer
13-3505 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering en vrijwillige verzekering ANW na overlijden echtgenoot

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de rechtbank Amsterdam. De appellante, woonachtig in Marokko, had een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot op 20 maart 2011. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De rechtbank had het bezwaar van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, aangezien hij in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte. Bovendien had de echtgenoot geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren na het beëindigen van zijn verplichte verzekering. De Raad concludeerde dat de aanvraag om postume deelname aan de vrijwillige verzekering te laat was ingediend en dat appellante geen argumenten had aangedragen die de niet-tijdige aanvraag verschoonbaar maakten.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden voor het recht op een nabestaandenuitkering en de verplichtingen rondom de vrijwillige verzekering onder de ANW. De Centrale Raad van Beroep heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank.

Uitspraak

13/3505 ANW, 13/5492 ANW
Datum uitspraak: 18 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van
10 juni 2013, 12/3381 en van 18 september 2013, 12/5633 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft in het geding 13/3505 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2014. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante woont in Marokko. Haar echtgenoot is op 20 maart 2011 in Marokko overleden (B2/5). De echtgenoot van appellante ontving tot zijn overlijden een uitkering ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.2. Naar aanleiding van het overlijden van haar echtgenoot heeft appellante een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aangevraagd.
1.3. Bij besluit van 28 februari 2012 heeft de Svb de aanvraag om een nabestaandenuitkering afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
1.4. In bezwaar tegen dit besluit heeft appellante aangevoerd dat zij als weduwe van haar overleden echtgenoot recht heeft op een ANW-uitkering. Daaraan heeft zij toegevoegd dat zij bereid is premie voor de vrijwillige verzekering te betalen om recht te krijgen op dit pensioen.
1.5. Bij beslissing op bezwaar van 12 juni 2012 is het bezwaar tegen het besluit van
28 februari 2012 ongegrond verklaard.
1.6. Bij besluit van 6 juli 2012 heeft de Svb de aanvraag om postume deelname aan de vrijwillige verzekering afgewezen.
1.7. Bij beslissing op bezwaar van 28 augustus 2012 is bezwaar tegen het besluit van
6 juli 2012 ongegrond verklaard. Ter motivering wordt opgemerkt dat de verplichte verzekering van de echtgenoot van appellante is geëindigd op 1 januari 2000. De echtgenoot was in aansluiting daarop bevoegd de verzekering op vrijwillige basis voort te zetten, maar heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. Pas na zijn overlijden is door appellante namens haar echtgenoot een verzoek ingediend om postuum deel te nemen aan de vrijwillige verzekering. Onder verwijzing naar de artikelen 63a en 63b van de ANW wordt geconcludeerd dat de echtgenoot van appellante niet postuum mag deelnemen aan de vrijwillige verzekering.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraken de beroepen ongegrond verklaard.
3.
In de hoger beroepen heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat zij weduwe is en haar echtgenoot recht had op een
AOW-uitkering. Verder heeft zij betoogd dat zij het financieel zwaar heeft en haar gezin niet kan onderhouden.
4.1. Tussen partijen is in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Verder is in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd de echtgenoot van appellante postuum toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de ANW.
4.2.
Volgens artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, maar ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd voor de ANW.
4.3.
Voor zover de echtgenoot van appellante op grond van zijn WAO-uitkering (B11) tot
1 januari 2000 verplicht verzekerd is geweest voor de volksverzekeringen op grond van het met ingang van die datum vervallen artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, bestond voor hem de mogelijkheid zich na die datum vrijwillig te verzekeren. Vast staat dat de echtgenoot van appellante van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, zodat in zoverre een aanspraak bestaat op een nabestaandenuitkering ingevolge die wet.
4.4.
Op grond van gegevens van het Caisse Nationale de Sécurité Sociale staat verder vast dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a van de ANW in combinatie met artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
4.5. Met betrekking tot de weigering van de Svb de echtgenoot van appellante postuum te laten deelnemen aan de vrijwillige verzekering voor de ANW, moet worden vastgesteld dat de aanvraag daarvoor te laat is ingediend. Door appellante is niets aangevoerd dat zou kunnen meebrengen dat de niet-tijdige aanvraag om deelname aan de vrijwillige verzekering verschoonbaar is.
5. Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat beide uitspraken van de rechtbank bevestigd moeten worden.
6.
De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraken.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van O. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2014.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) O. Hovens
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.

RB

III.
DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
confirme la décision attaquée.
Par conséquent, décidée par M. le maître E.E.V. Lenos en présence de le maître
O. Hovens en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 18 avril 2014.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas:
Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.