ECLI:NL:CRVB:2014:1301

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 april 2014
Publicatiedatum
18 april 2014
Zaaknummer
12-5210 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van kinderbijslagzaak

Op 18 april 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12-5210 AKW, waarin verzoeker, woonachtig in Marokko, een verzoek om herziening indiende van een eerdere uitspraak van de Raad van 21 mei 2012. In deze eerdere uitspraak was het verzet van verzoeker tegen een eerdere beslissing niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. Verzoeker had in 2012 verzocht om herziening, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid was die aanleiding gaf tot herziening, zoals vereist volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Sociale verzekeringsbank (Svb) had een verweerschrift ingediend en vertegenwoordigde zich tijdens de zitting op 7 maart 2014, waar verzoeker niet aanwezig was. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak of de juistheid van de eerdere uitspraak. De Raad concludeerde dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door E.E.V. Lenos, in aanwezigheid van griffier O. Hovens, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

12/5210 AKW
Datum uitspraak: 18 april 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 21 mei 2012, 11/2158 AKW-V
Partijen:
[Verzoeker] te Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 22 juni 2012 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 21 mei 2012.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2014. Verzoeker is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algmene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet (Bw) van 21 mei 2012 heeft de Raad het verzet van verzoeker tegen de uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingediend. Bij de uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 heeft de Raad het door verzoeker ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
2 maart 2011, 10/1363 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest.
1.2. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, in verbinding met artikel 21 van de Bw, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.
Verzoeker heeft gevraagd zijn recht op kinderbijslag opnieuw te beoordelen.
3.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982) dat het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen, nu niet is gebleken dat verzoeker enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, naar voren heeft gebracht.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van O. Hovens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 april 2014.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) O. Hovens
ew

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Rejète la demande de révision.
Par conséquent, décidée par E.E.V. Lenos comme membre, en présence de
O. Hovens en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 18 Avril 2014.