ECLI:NL:CRVB:2014:1292

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
17 april 2014
Zaaknummer
12-2327 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Wolleswinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen de Minister van Defensie

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 april 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Minister van Defensie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzoek om veroordeling in de proceskosten door de betrokkene, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door mr. W.E. Louwerse. De Minister van Defensie had het hoger beroep ingetrokken, waarna de betrokkene verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat, ondanks de intrekking van het hoger beroep, de Minister op verzoek van de betrokkene kan worden veroordeeld in de proceskosten, zoals bepaald in artikel 21a van de Beroepswet en artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad heeft de proceskosten begroot op € 487,-, welke kosten de Minister dient te vergoeden aan de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter J.Th. Wolleswinkel en griffier E.R. Flore.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 april 2014
12/2327 MAW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 21a van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 maart 2012, 11/3062 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Minister van Defensie (appellant)
[betrokkene] te[woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Namens betrokkene heeft mr. W.E. Louwerse een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 27 januari 2014 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken.
Bij brief van 3 februari 2014 heeft mr. Louwerse namens betrokkene aan de Raad verzocht appellant te veroordelen in de proceskosten.
Appellant heeft gebruik geen gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 21a, eerste lid, eerste volzin, van de Beroepswet bepaalt dat in geval van intrekking van het hoger beroep door het bestuursorgaan, het bestuursorgaan op verzoek van een partij bij afzonderlijke uitspraak met overeenkomstige toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht kan worden veroordeeld in de proceskosten.
De Raad stelt vast dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken en dat namens betrokkene een verzoek om veroordeling van appellant in de proceskosten van betrokkene is gedaan. De kosten van beroep zijn reeds vergoed op grond van de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
De Raad ziet aanleiding om appellant te veroordelen in de kosten die betrokkene in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 487,-.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt appellant in de kosten van betrokkene tot een bedrag van € 487,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel, in tegenwoordigheid van E.R. Flore als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 april 2014.
(getekend) J.Th. Wolleswinkel
(getekend) E.R. Flore

HD