ECLI:NL:CRVB:2014:1247

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2014
Publicatiedatum
15 april 2014
Zaaknummer
13-1676 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

Op 11 april 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/1676 AOW-V. Deze uitspraak betreft een verzet dat door de appellant is ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 23 augustus 2013, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, woonachtig in Marokko, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2013. De Raad had in zijn eerdere uitspraak geoordeeld dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald, waardoor de appellant in verzuim was.

Echter, in het verzet heeft de appellant aangetoond dat hij niet in verzuim is geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft dit verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 23 augustus 2013 vervalt. Het onderzoek in de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in het kader van het verzet.

De uitspraak is gedaan door rechter T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier J.A. Achterberg, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 11 april 2014.

Uitspraak

Datum uitspraak: 11 april 2014
13/1676 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2013, 12/2399 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [plaatsnaam], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 23 augustus 2013 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 23 augustus 2013 heeft appellant verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 23 augustus 2013 berust op de overwegingen dat het
verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 28 mei 2013 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellant niet in verzuim is geweest. Het verzet is daarom gegrond.
Dit betekent dat de uitspraak van de Raad van 23 augustus 2013 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) J.A. Achterberg
IvR