Op 11 april 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/1676 AOW-V. Deze uitspraak betreft een verzet dat door de appellant is ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 23 augustus 2013, waarin het hoger beroep van de appellant niet-ontvankelijk werd verklaard. De appellant, woonachtig in Marokko, had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2013. De Raad had in zijn eerdere uitspraak geoordeeld dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald, waardoor de appellant in verzuim was.
Echter, in het verzet heeft de appellant aangetoond dat hij niet in verzuim is geweest. De Centrale Raad van Beroep heeft dit verzet gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 23 augustus 2013 vervalt. Het onderzoek in de zaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling in het kader van het verzet.
De uitspraak is gedaan door rechter T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier J.A. Achterberg, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 11 april 2014.