ECLI:NL:CRVB:2014:1224
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening en verantwoordelijkheidsbesef van appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, die sinds 22 februari 2011 een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) ontving, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de inrichting van zijn woning. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg verleende deze bijstand in de vorm van een geldlening van € 2.949,-. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte had nagelaten de aanvraag te toetsen aan het gemeentelijke beleid inzake bijzondere bijstand, wat leidde tot een vernietiging van het besluit van het college. Het college herzag zijn besluit en handhaafde de afwijzing van de aanvraag, met de stelling dat appellant een ernstig tekortschietend besef van verantwoordelijkheid in de voorziening van het bestaan had getoond.
De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat appellant door zijn afwachtende houding niet voldoende verantwoordelijkheid had genomen voor zijn eigen bestaan. Appellant had gedurende een lange periode geen inkomsten en had geen stappen ondernomen om een uitkering aan te vragen of werk te zoeken, ondanks zijn gezondheidsproblemen. De Raad oordeelde dat het college zijn standpunt met concrete feiten had onderbouwd en dat het aan appellant was om dit te weerleggen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.