ECLI:NL:CRVB:2014:1180
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante door het dagelijks bestuur van de Dienst Werk en Inkomen Lekstroom. Appellante ontving bijstand van 12 januari 2006 tot en met 23 oktober 2009, maar na een melding van woningcorporatie Mitros over een mogelijke woningruil, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld naar haar woonsituatie. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellante onjuiste en onvolledige gegevens had verstrekt over haar feitelijke woonadres. Het dagelijks bestuur heeft daarop besloten om de bijstand over de periode van 15 augustus 2007 tot en met 23 oktober 2009 in te trekken en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, wat resulteerde in een bedrag van € 37.341,58.
De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte niet voldoende waarde had gehecht aan haar verklaringen en dat de verklaringen van getuigen niet correct waren geïnterpreteerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag bieden voor de intrekking van de bijstand. De Raad benadrukte dat de verplichting om juiste en volledige informatie te verstrekken over het woonadres essentieel is voor de verlening van bijstand.
De Raad oordeelde dat de verklaringen van de buurtbewoners en de sociale recherche voldoende bewijs boden dat appellante niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde. De omstandigheid dat appellante in een strafzaak was vrijgesproken, had geen invloed op de bestuursrechtelijke beoordeling. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.