ECLI:NL:CRVB:2014:1126
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor bijstand op grond van het Bbz 2004 met betrekking tot de levensvatbaarheid van een onderneming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) om in zijn levensonderhoud en bedrijfskapitaal te voorzien. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, op basis van een advies van B&R Adviesgroep, dat de levensvatbaarheid van het bedrijf van appellant als niet levensvatbaar beoordeelde. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de beoordeling van de levensvatbaarheid van een bedrijf afhankelijk is van de situatie ten tijde van het primaire besluit. De Raad heeft het advies van B&R als deskundig en objectief aangemerkt, ondanks de bezwaren van appellant over de onafhankelijkheid van de adviseurs. Appellant heeft geen objectieve gegevens kunnen overleggen die zijn stelling dat zijn bedrijf levensvatbaar is, onderbouwen. De Raad heeft geconcludeerd dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om de conclusie van B&R te weerleggen.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, wat betekent dat de kosten voor appellant blijven.