ECLI:NL:CRVB:2014:1122
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van IOAZ-uitkering wegens niet tijdig indienen van statusformulier
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de IOAZ-uitkering van appellant. Appellant ontving sinds 1 januari 2005 een uitkering op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). In het kader van een heronderzoek heeft het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg appellant verzocht om een statusformulier in te vullen en terug te sturen. Ondanks herhaalde verzoeken heeft appellant dit formulier niet binnen de gestelde termijn ingeleverd, wat leidde tot de opschorting van zijn uitkering. Het college heeft vervolgens de uitkering per 5 november 2011 ingetrokken.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet tijdig het statusformulier heeft ingeleverd en dat hij geen geldige reden heeft aangevoerd voor deze vertraging. Appellant stelde dat hij door omstandigheden in Frankrijk was en niet in staat was om het formulier op tijd in te dienen. De Raad oordeelde echter dat appellant niet voldoende maatregelen had getroffen om zijn belangen te behartigen tijdens zijn afwezigheid en dat hij het college niet op de hoogte had gesteld van zijn situatie.
De Raad concludeert dat de intrekking van de IOAZ-uitkering rechtmatig was, omdat appellant niet heeft voldaan aan de verplichtingen die aan zijn uitkering waren verbonden. De aangevallen uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.