ECLI:NL:CRVB:2014:1084

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
13-3348 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 29 oktober 2013. In die eerdere uitspraak was het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant heeft verzet aangetekend, maar is niet verschenen op de zitting van 24 februari 2014 waar het verzet werd behandeld. De Raad overweegt dat de eerdere uitspraak op juiste gronden is gedaan en dat de argumenten van appellant in het verzet niet leiden tot een andere conclusie. De Raad bevestigt dat de rechtbank Gelderland in haar uitspraak van 16 mei 2013 het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak van de Raad is openbaar uitgesproken en de beslissing is genomen door rechter T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven.

Uitspraak

Datum uitspraak: 28 maart 2014
13/3348 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 mei 2013, 13/95 (aangevallen uitspraak)
Partij:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 29 oktober 2013 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 24 februari 2014, waar appellant niet is verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 29 oktober 2013 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet tijdig is betaald, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Wat appellant in verzet heeft aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 29 oktober 2013 niet juist is.
Het verzet is ongegrond.
Ter voorlichting van appellant overweegt de Raad in dit geval, ten overvloede, dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
28 maart 2014.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven

QH